Plekken in Rotterdam: IJsselmonde-Noord

Foto: Patrice Winfield

Een smoezelig winkelcentrum dat viraal gaat, een cultuurhistorisch dijkje waar dagelijks duizenden auto’s overheen rijden, een bijenhotel in de tuinen van een verzorgingshuis. Hoe meer mensen je spreekt over IJsselmonde, hoe meer kanten je leert kennen van deze alweer zestig jaar oude wijk die gemakkelijk aan de aandacht van de grote stad ontsnapt.

  • 14.12.2021
  • Artikel
  • door Melissa van Amerongen

Hoofdschuddend laat hij me de wijk zien. Onneembare trottoirs, gevaarlijk scheefliggende stoeptegels, wegen waar je als fietser je leven niet zeker bent. Joris Vermeiren heeft zijn scherm gedeeld en we lopen met GIS-web virtueel door de straten van IJsselmonde. Hij zoomt in op een oversteekje over de Groeninx van Zoelenlaan dat mensen uit Zuid-IJsselmonde gebruiken om naar Keizerswaard, het centrale winkelcentrum van IJsselmonde, te wandelen. “Dit was ooit een aansluitend kruispunt, maar dat werd opgeheven. Er zou een rotonde komen. Maar er is al vijftien jaar niets, ondanks oplopende kwesties met de bewoners”. Dus steken mensen over via een zanderig olifantenpaadje, dwars door de berm langs het fietspad, over de drukke Van Zoelenlaan. Zelfs een zebrapad bleek ingewikkeld om aan te leggen.

“Om iets te krijgen van ons moet je echt heel volhardend zijn”, verzucht hij. Vermeiren werkt als landschapsarchitect en stedenbouwer bij Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam. IJsselmonde is zijn werkgebied. Maar het blijkt moeilijk om hier iets voor elkaar krijgen. “Er is jaren geleden een masterplan gemaakt voor Noord-IJsselmonde, met prachtige ambities. Ondertussen ligt het beheer stil. Want waarom zou je onderhoud gaan plegen, als je zit te wachten op gebiedsontwikkeling. Het is een soort wurggreep waar we in zitten.”

Foto: Frank Hanswijk

Vergeten stad
IJsselmonde was ooit big business voor Rotterdam, vertelt Vermeiren. Nu zie je dat dit soort exploitatiegebieden groot onderhoud nodig hebben. Maar de aandacht van de gemeente voor het gebied is verslapt. Vermeiren: “Op landschapsvlak focussen we als stad op de grote stadsprojecten, niet op stiefkindjes zoals IJsselmonde.

Hij klikt door op de kaart, naar het uiterste zuidoostelijke puntje van IJsselmonde, de hoek van het oude Zevenbergschendijkje. “Dit oude dijkje is een cultuurhistorisch relict. Maar het is nu geen stukje meer van de oude polder, maar een rechtstreekse aansluiting op de snelweg A15. Hier komen drieduizend tot vierduizend motorvoertuigen per etmaal langs, het is een enorm drukke wijkontsluiting. Mensen die bij PostNL in de buurt werken en in de wijk pakketjes bezorgen, pakken deze ontsluiting ook”. De weg is vier meter breed. Auto’s kunnen elkaar nauwelijks passeren en je moet er niet aan denken dat je hier als fietser of voetganger je weg moet vinden.

Foto: Frank Hanswijk

Ook al zijn wijken als IJsselmonde voor stadsontwikkelaars een stuk minder spannend dan gebieden als Feyenoord City (vlak in de buurt), binnenstad en M4H, aandacht voor dit soort stadsdelen is ontzettend belangrijk, benadrukt Vermeiren. “Een derde van de Rotterdammers woont in dit soort buitenwijken. Je ziet grote focus van het NPRZ op de oude stadswijken zoals Bloemhof en Tarwewijk. Maar ook Lombardijen, IJsselmonde en Beverwaard vallen onder NPRZ-gebied. Die krijgen lang niet zo veel aandacht als die stadswijken krijgen.”

Terwijl het kwetsbare gebieden zijn. “In de meest ver weggelegen delen van IJsselmonde zoals de Beverwaard is er een groot wantrouwen richting het centraal bestuur. Die zitten niet op de gemeente te wachten, want voor je het weet ‘krijg je een AZC in de schoenen geschoven’. Er is veel oud woningbezit, een sterke autoafhankelijkheid en er is een flinke instroom van mensen die er eigenlijk niet willen wonen.”

Foto: Patrice Winfield

Oude en nieuwe bewoners
De trek van nieuwe bewoners naar IJsselmonde is ook Katarina Dubajic opgevallen en ze merkt ook dat het schuurt. Dubajic is gebiedscoördinator in IJsselmonde voor wooncoöperatie Woonbron. Ze probeert meer bewonersparticipatie op gang te brengen in de wijk en ziet het als haar opdracht om beter naar bewoners te luisteren. Ook naar de wat minder vriendelijke geluiden. “Mensen vinden dat de wijk achteruitgaat. Ze willen meer te zeggen hebben over wie er in de wijk komt wonen.”

Dubajic licht toe: “IJsselmonde was vroeger een hele sjieke wijk. Je kwam alleen maar in een buurt als Groenehagen te wonen als je een goede functie had, ambtenaar was bijvoorbeeld. Dat zie je nog steeds aan de grootte van de woningen en aan hoe ruim en groen de wijk opgezet is. Maar de nieuwe garde heeft niet zo veel met de wijk. De woningzoekende van tegenwoordig wil gewoon een dak boven zijn hoofd. Gezinnen kiezen voor de drie slaapkamers in de ruime woningen in IJsselmonde, maar ze hebben niets altijd iets met de enorme voortuin en achtertuin die ze erbij krijgen, of ze hebben het te druk om iets aan de tuin te doen. De woningtoewijzing is objectief, maar er is regelmatig een mismatch tussen woning, wijk en bewoner.”

Tuinen
Dubajic wil meer in gesprek met bewoners over wat zij fijn vinden in de wijk. “We hebben in het verleden te vaak voor de bewoners gedacht. We focusten te vaak op de stenen, terwijl de bewoners andere zaken belangrijk vinden, zoals de buren en de openbare ruimte.” Daarom zet ze nu volop in op het kwalitatief verbeteren van de vele corporatietuinen in het gebied. “Onze tuinen zijn meestal ingericht vanuit de gedachte van de verhuurder: makkelijk in onderhoud, niet te veel kosten, twee bankjes in de zon is voldoende. Bij het complex Tuinenburg hebben we de grote tuin nu ingeplant met planten waar bijen en insecten op af komen en een heel groot insectenhotel geplaatst. Dat vinden de bewoners fijn. Ze gaan er zitten en even kijken naar al die bijen en vogeltjes die erop af komen”. Ook experimenteren ze met klimaatadaptatie, zoals met wadi’s in de corporatietuinen. “Want als het geregend heeft, staan hier hele plekken onder water”.

Foto: Patrice Winfield

Het is belangrijk om met bewoners in gesprek te raken, en te blijven. Want een misverstand ligt op de loer. “We wilden de collectieve tuinen in een huizenblok openstellen voor alle bestaande woningen eromheen. Hartstikke leuk, dachten we, dat je dan vanuit je eigen tuin de prachtige nieuwe tuin in kunt lopen. Maar dat wilden de bewoners helemaal niet. Die hebben al een tuin en willen juist niet dat mensen vanuit de collectieve tuin hun privétuin in kunnen lopen.”

Oud en jong
Het blijkt ingewikkeld om alle belangen in beeld te krijgen en de ruimte te geven. Soms zijn ze strijdig. Dubajic: “Ouders willen graag uitkijken op een speeltuin, maar de oude garde vindt kinderen wel eens storend en luidruchtig.”

Die strijd tussen oud en jong wordt ook benoemd door Anna Buiter, een architectuurstudent die in 2020 voor de Veldacademie onderzoek deed in de wijk. Ik vertel haar dat het me opviel dat er zo veel groen in de wijk is, maar zo weinig plekken om lekker te zitten. Buiter: “Die bankjes waren er wel, maar ze zijn weggehaald vanwege de overlast van jongeren.” Er is dus sprake van concurrentie om de openbare ruimte. Van wie is die eigenlijk? De grootste groep, de ouderen, is dominant in de wijk. Buiter: “Dit speelt zeker in IJsselmonde waar je veel vergrijzing hebt, maar ook een nieuwe lichting jonge mensen.”

Foto: Fred Ernst

Jongerenwerker Stephano Sanches Semedo (Jongeren op Zuid), die vanuit zijn auto bij het online gesprek met Buiter aanwezig is, herkent het belangenconflict tussen jong en oud. Hij vertelt dat mensen snel klagen als jongeren op straat hangen, zeker ’s avonds. “We krijgen veel overlastmeldingen over jongeren die aan het sporten zijn, zeker sinds corona.”

Waar hangen jongeren dan wel uit in IJsselmonde-Noord, vraag ik aan Buiter en Sanches. Buiter: “Je ziet weinig jongeren op straat. Het is lastig te achterhalen waarom niet. We moeten leren ontdekken wat jongeren willen. Niet als ontwerper voor de jongeren denken, dat werkt niet in IJsselmonde.” Sanches: “De oudere jongens zie je niet in grote groepen in deze wijk. Die hangen meer in andere wijken, in de Dijkenbuurt in IJsselmonde-Zuid en ook in Barendrecht.

Foto: Fred Ernst

Zelf bouwde Buiter, met andere studenten en met jongeren uit de wijk, een paviljoen op het plein bij winkelcentrum Keizerswaard. “We merkten dat jongeren niet echt een plek hebben om te hangen. Daarom hebben we dat paviljoen ontworpen. Het bestond uit vier blokken. Eentje om te spelen, een op te zitten, een met een podium met een box waar je je telefoon in kunt zetten voor muziek. En eentje had een tentoonstelling van schilderijtjes gemaakt door kinderen uit de wijk. Mensen waren heel enthousiast bij het bouwen. Na twee weken stond er wel behoorlijk wat graffiti op, dus wat dat betreft is het wel goed gebruikt door de jeugd”, grijnst ze.

Hotspots
Hoewel de jongeren in IJsselmonde-Noord nu niet zo zichtbaar zijn, haalden ze de afgelopen jaren regelmatig de kranten. Sanches: “De sfeer in de wijk is nu best goed, er zijn niet echt dreigende situaties. Dat was wel eens anders. Met de opkomst van de drillmuziek was IJsselmonde-Noord een van de hotspotlocaties. Op het Prinsenplein zijn honderden clips opgenomen. Het Prinsenplein heeft een grote naam onder jongeren. Dat plein is het gezicht van IJsselmonde. De buurt is wel iets waar ze trots op zijn en waarmee ze showen.”

De openbare ruimte van IJsselmonde fungeert dus prominent als decor van populaire filmpjes die gedeeld worden door de jeugd. Bijzonder, want zo’n verbluffende uitstraling heeft dat plein niet. Buiter: “Een paar winkels, een Dirk, een kledingmaker, dat is het wel zo’n beetje”.

De overlast is niet opgelost, wel verschoven, merkt ook jongerencoach Rakesh Loetawan (PIT010), die ik een dag later spreek: “Het verschuift voortdurend. Het was een tijdje in Spijkenisse, toen is het naar Hoogvliet gegaan, naar Charlois, naar IJsselmonde, en het zou kunnen verplaatsen naar Delfshaven.” Sanches ziet ruzies tussen buurtjes ontstaan op social media zoals Instagram en Snapchat, het zijn de nieuwe hangouts van jongeren. “Al een hele tijd maken jongens uit verschillende delen van de stad elkaar belachelijk via social media en met rapnummers, in een taal die onbegrijpelijk is voor een buitenstaander.”

Feestschuur
Dubajic mist plekken in de wijk waar mensen bij elkaar kunnen komen. Vooral voor jongeren. Sommige jongens eigenen zichzelf plekken toe. “Ze hangen dan buiten op die brommertjes of in auto’s. En in de winter als het koud is zoeken ze plekjes waar ze droog staan, zoals keldergangen. Dan ontwrichten ze toegangen.”
Iedereen die ik vraag waar de jongens behoefte aan hebben, zegt hetzelfde: een buurthuis, een eigen binnenruimte, een hangplek voor zichzelf. Buiter: “Een plek die ze helemaal kunnen claimen. Hun eigen feestschuur”. Loetawan: “Dat is nu een groot gemis in de wijken. Die jongens willen ergens binnen kunnen gaan, tafeltennissen, gamen, theetje drinken en met elkaar praten”. Dubajic: “Hangjongeren hebben een slecht imago, maar ze willen gewoon met elkaar hangen en kletsen, dat wilden we allemaal toen we jong waren.”

De mensen zelf
En misschien moeten we elkaar wat meer de ruimte gunnen, denkt Dubajic. “We kunnen zo weinig hebben als samenleving tegenwoordig. Alles moet er spik en span uitzien. Tuintje netjes onderhouden, haag op vijftig centimeter. En dan verbazen we ons erover dat er zo weinig gebeurt in de wijk. Misschien kunnen we wat meer met dat gemeentelijk groen doen. Er een natuurspeeltuin van maken ofzo. Geef kinderen een berg troep en ze maken er wel wat van.”

Ook jongerencoach Rakesh Loetawan denkt dat de sleutel bij de mensen zelf ligt: “Je kunt de openbare ruimte zo aantrekkelijk maken als je wilt, maar als niemand er iets mee wil, dan heb je er niets aan. Een asfaltveldje met niks kan even leuk zijn als het beste speelveldje wat er is in heel IJsselmonde. Het klinkt heel cliché, maar het zijn de mensen die het maken.”

Hij maakt het de jongeren als coach echt niet makkelijk, vertelt hij, maar als ze echt iets willen, is hij er voor ze. “Geef mensen zelf verantwoordelijkheid. Dan kunnen ze iets moois voor elkaar betekenen”.

Loetawan woont zelf in De Akkers in Spijkenisse. “Daar was het altijd: we zijn er met elkaar. Ons kent ons. Dit soort plekken, ook IJsselmonde, wordt gezien als achterstandswijk. Maar het is er gezellig. We zijn er met elkaar. Er is wel wrijving, soms ook wel te heftig, maar als mensen met elkaar omgaan, is er wel een goede sfeer.” Als ik hem vraag naar het generatieconflict tussen jong en oud, nuanceert hij meteen: “De Plussenburg heeft zijn tuintje opengesteld voor een aantal jongeren, zolang ze geen rotzooi achterlaten en overlast veroorzaken. En daar houden ze zich aan”.

In de buitenwijken speelt het echte leven zich af, concludeer ik. Loetawan lacht bevestigend: “De grote stad maakt het hardste geluid, maar in de kleine dorpjes, daar zitten de echt gestoorde verhalen.”

De gemeente kan jongeren met initiatief wel meer en sneller helpen, vindt Loetawan. “Ik ken een jongen die wilde gaan kickboxen en bootcampen met jongeren en ouderen in de wijk. Die is al bijna twee jaar bezig en nu heeft hij nog geen zaal tot zijn beschikking, elke stap duurt lang. En dat is iemand met geduld en doorzettingsvermogen en een droom. Een jongen van de straat wacht niet langer dan vier weken, dan ben je hem kwijt”.

AIR en IJsselmonde
Dit artikel is geschreven in de context van de open oproep die AIR heeft uitgeschreven over de publieke ruimte in IJsselmonde, met de bedoeling om deze meer mét en vóór bewoners in te gaan richten. Ook voor minder gehoorde bewoners van de wijk, zoals jongeren.

Met dank aan
Stephano Sanches Semedo (jongerenwerker JOZ), Anna Buiter (Veldacademie/TU Delft), Rakesh Loetawan (jongerencoach PIT010), Katarina Dubajic (gebiedscoördinator Woonbron), Joris Vermeiren (landschapsarchitect en stedenbouwkundige gemeente Rotterdam voor het gebied IJsselmonde)

Over de serie ‘Plekken in Rotterdam’
Het Stadmakerscongres verbindt abstracte stedelijke opgaven aan concrete plekken en initiatieven die van betekenis zijn voor Rotterdam. Het SMC verkent hoe ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkeling elkaar wederkerig kunnen versterken in de goede groei van de stad. Meer dan ooit voelen we de waarde van ruimte, van ontmoeting, van samenwerking en van de nabijheid van stedelijke functies. Door workshops op locaties en vele verhalen van stadmakers die samen vormgeven aan een veranderende stad. SMC haalt deze verhalen op en sorteert voor op het moment dat we elkaar weer mogen ontmoeten om ze in verband te brengen.