“Stadslabs moeten onweerstaanbaar worden”

Beeld: Fred Ernst

Wat we kunnen leren van twintig stadslabs? Stadslabs. Ze zijn geboren als kinderen van de crisis en vaak gemaakt met liefdewerk oud papier. Hoe handhaven ze zich in een periode van groei en grote portemonnees?

Volgens Robbert de Vrieze, stadslabveteraan, zullen stadslabs een volwaardige rol moeten gaan spelen in het krachtenveld van de stedelijke ontwikkeling: “Je zou ervoor kunnen kiezen om ontwikkelaars die al veel kennis hebben over een gebied een eerste kans te geven, op voorwaarde van een open proces met ruimte en middelen voor stadmakers.”
Robbert de Vrieze is maatschappelijk ontwerper en architect en al sinds 2013 betrokken bij een groot aantal stadslabs in Rotterdam, zoals Bospolder-Tussendijken, Luchtkwaliteit, Groene Connectie, Maashaven, Middelland, wijkcoöperaties en Hart van Zuid. Hij presenteert op het Stadmakerscongres de resultaten van een onderzoek onder twintig officiële en inofficiële stadslabs in Rotterdam (zie onderaan artikel).
Onvoorspelbare kwaliteit
Wat is de kracht van stadslabs, vind je? 
“Als ongelijksoortige groepen mensen bij elkaar komen en met open vizier samen op zoek gaan naar gedeelde en algemene belangen. Daar komen de leukste onverwachte resultaten uit.”
Noem eens een voorbeeld van zo’n leuk resultaat.  
“Stadslab Bospolder/Tussendijken is een goed voorbeeld. Dat ontstond uit het besef dat er leegstand was in de wijk, terwijl startend ondernemerschap zocht naar een plek en een kans. Samen met Stroop heeft het stadslab het programma Leegstand en Ondernemerschap gedraaid en uiteindelijk is daar met SKAR en Plakt Vast Goed Makerdam uitgekomen. Makerdam zit in een oud hoofdkantoor van Havensteder aan de Spanjaardstraat en daar zitten nu allemaal jonge ondernemers uit de wijk die ook hun verantwoordelijkheid nemen om scholieren van de nabijgelegen vmbo-school GKH mee te nemen in het ondernemerschap. Waar werk in het verleden naar de rand van de stad is geduwd, is dit een mooi en zichtbaar voorbeeld van werken in de stad.”
“Een ander goed voorbeeld is de Groene Connectie. Dat is ontstaan uit verschillende bewonersinitiatieven die allemaal iets deden met groen of zorg, zoals het Essenburgerpark, Dakpark en de Voedseltuin. Door die initiatieven aan elkaar te knopen ontstond er een soort groene route door de stad. Er ligt nu bij een aantal huisartsen in Rotterdam West een kaartje van de Groene Connectie: als er patiënten komen krijgen ze groen op recept en gaan ze met een aantal mensen langs die groene connectie wandelen.”
En groen vermeerdert ook de waarde van het gebied.
“Ja, er moeten zo’n 15.000 woningen bijgebouwd worden, stel je voor dat al die woningen aan een groen lintpark liggen waarin je kunt joggen en met kinderen wandelen. De opgave is wel om die waardevermeerdering ook terug te laten vloeien naar de mensen en initiatieven die die waarde ontwikkelen.”
Wat als lokale partijen niet participeren? 
“Dat zag je bij stadslab Hart van Zuid. Daar vindt een enorme gebiedsontwikkeling plaats, maar een echt stadslab kwam daar niet echt van de grond. De opgave is daar zo groot en complex dat zowel de aannemers als de gemeente er een projectteam van zo’n vijftig man op hadden zitten. Dat houdt elkaar zo in een wurggreep dat er weinig ruimte is voor spontane dingen van buitenaf. Er waren bewoners en cultureel ondernemers die graag mee wilden doen, maar hoe groter zo’n proces, hoe lastiger het is om onvoorspelbare dingen binnen te laten. Overigens zijn er nu studenten van het Techniekcollege aan het mee-ontwikkelen aan prototypes in de openbare ruimte.”
Denk je dat stadslabs bijdragen aan de nieuwe populariteit van de stad? 
“Ja, als Rotterdam ‘bruist’ dan komt dat omdat er interessante dingen gebeuren die niet alleen centraal gepland zijn, maar met name vanuit de creativiteit en het initiatief van Rotterdammers komen. Wat dat betreft heeft Rotterdam een unieke infrastructuur daarvoor, die voortvloeit uit een lange historie van de stad van Opzoomeren en bewonersparticipatiefondsen zoals de Delfshavense Duiten. En de vele bewonersinitiatieven (in Delfshaven alleen al zijn het er een stuk of 120) zijn ook niet patsboem uit de crisis ontstaan, die staan op de schouders van mensen als Annie Verdoold die in Spangen al in de jaren tachtig en negentig tegen drugsoverlast protesteerde. En dan heb je Citylab en de formele en informele stadslabs. Er is dus van heel groot tot heel klein veel ruimte om particulier en collectief initiatief mogelijk te maken. Daarin is Rotterdam echt wel uniek, ook in Europa.”
Je hebt contactpersonen van twintig stadslabs gevraagd naar hun ervaringen (zie kader). De resultaten presenteer je tijdens het Stadmakerscongres. Kun je al wat grote lijnen schetsen? 
“Je ziet sterke behoefte aan continuïteit: om dingen uit te voeren maar ook financieel. Als het allemaal vrijwillig moet, is dat niet lang vol te houden. Verder blijken personen heel belangrijk. De beste stadslabs hebben bevlogen mensen uit alle kringen: overheid, markt en lokaal betrokkenen. Die elkaar weten te vinden en het algemeen belang boven hun afdelingsbelang, bedrijfsbelang of bewonersbelang weten te stellen. Patrick Boel noemt dat: mensen die over de rand van hun eigen soepbord heen kunnen kijken.
Verder helpt het altijd als urgentie is. En stadslabs zijn sneller succesvol als ze meerdere manieren van interactie ontwikkelen. Dus niet alleen formele overleggen tussen 10-11 met agenda en voorzitter maar ook tijdens het werk in de tuin of bij het borrelen. Mooi Mooier Middelland is hier heel sterk in: die hebben zowel met krantjes als een knikkerbaan als middellandmuntjes als met evenementen op allerlei manieren geprobeerd om mensen te betrekken. Daarmee hebben ze denk ik wel de helft van de wijk bereikt. Dat is in participatietermen veel meer dan je normaal gesproken bereikt.
Verder is mijn eigen ervaring: hoe groter het project, hoe belangrijker het is dat je naast het grote project ook een klein prototypje hebt lopen. Dat helpt om dingen uit te proberen, snelle successen te kunnen boeken, de betrokkenheid in stand te houden, maar ook om het grotere proces te voeden en organisch te ontwikkelen.”
Tendercircus
De uitdaging is om de werkwijze van het stadsmaken te verankeren in de processen van de stad. Waar denk je aan?  
“Eigenlijk moet stadmaken de nieuwe standaard worden, 365 dagen per jaar. Als er ergens plannen zijn, moet je niet wachten tot je alles hebt uitgedokterd. Reserveer 5-10% van je budget voor lokale initiatieven en energie. Barcelona is daar een mooi voorbeeld van. Daar mag het wijknetwerk meebeslissen welke wijkambtenaar zij het best vinden passen bij hun gebied en zijn er wijkbegrotingen waarmee mensen direct invloed op hun eigen leefomgeving kunnen uitoefenen.
En de nieuwe Omgevingswet biedt niet te missen kansen. Die verplicht om voldoende participatie te organiseren. Stadslabs zijn beproefde invullingen daarvan. Misschien dat de implementatie van de Omgevingsvisie het wel waar gaat maken: 365 dagen Stadmakerscongres.”
Wat kunnen stadslabs nog meer bijdragen aan de ambities van de stad?
“Dit college wil in deze collegeperiode 18.000 woningen gaan bouwen, dat is een gigantische opgave. De normale werkwijze bij dit soort grootschalige projecten is dat marktpartijen erop bieden via een tenderprocedure: vijf partijen schrijven erop in, eentje gaat ermee vandoor. Soms zijn ze wel een half jaar bezig met de selectie. Dat is een enorme verspilling van tijd en geld van de marktpartijen en andere stadmakers komen er niet tussen. Zou je dit niet anders kunnen inrichten? Je zou kunnen proberen een deal te sluiten tussen overheid, marktpartijen en burgers.”
Dus je zou de aanbesteding over willen slaan?
“Je zou ervoor kunnen kiezen om ontwikkelaars die al veel kennis hebben over een gebied een eerste kans te geven, op voorwaarde dat ze de verantwoordelijkheid nemen voor een open proces en daar ook middelen voor vrijmaken.”
In plaats van tijd steken in de tender, tijd steken in samenwerken met de stad. 
“Ja, je zou ook een wat lichter plan of visie van een ontwikkelaar kunnen vragen en als dat aansluit op hoe mensen in het gebied daarnaar kijken is er in een vroeger stadium een match te maken. Je weet dan nog niet precies hoe het eruit gaat zien, maar je hebt wel een veel efficiënter selectiemechanisme waardoor er meer ruimte komt voor kwaliteit en bewonersbetrokkenheid.”
Worden stadmakers dan een soort opdrachtgevers?
“Dat kan. Neem bijvoorbeeld het Zomerhofkwartier. Daar hebben bewoners, lokale ondernemers en ontwerpers zich verenigd in Zohocitizens. Vaak zie je dat dat de creatieve klasse wordt gebruikt om een plek te placemaken en op het moment dat de vastgoedwaarde stijgt, dan wordt het verkocht aan ontwikkelaars en beleggers en mag de creatieve klasse weer opzouten naar een volgende desolate plek. Havensteder wil het pand aan de Teilingerstraat verkopen, maar de vraag is: verkoop je aan de hoogste bieder of kun je een deel van de maatschappelijke waarde die is opgebouwd de afgelopen acht jaar behouden en doorontwikkelen? De gebruikers willen nu actief meedoen in een tender om het pand.”
Hoe gaat dat dan in zijn werk? Kopen de culturele ondernemers zelf dat pand?
“Dat zou kunnen. Maar het gaat vooral over invloed uitoefenen op de voorwaarden waaronder je verkoopt of ontwikkelt. Ga je alles in een keer doen, of maak je ook ruimte voor kleinere kavels? Als je heel het gebied in één keer verkoopt, dan heb je alleen grote consortia die erop kunnen bieden. Een kleinschalig lokaal initiatief komt er dan niet tussen.”
Right to bid
“Maar zelf kopen is ook een optie. Dat idee is eigenlijk overgewaaid uit Engeland, daar heb je de right to challenge – right to plan – right to bid. Right to challenge heeft de gemeente al ingevoerd, right to plan zie je een beetje in die stadslabs terug, en right to bid, het recht om een bod uit te brengen, geeft je als buurt of groep particulieren een betere kans om mee te bieden tegen grote partijen. Het is in Engeland ontstaan vanuit de Community Rights in de Localism Act. Bijvoorbeeld: als groep bewoners kun je een pub die verkocht of gesloopt zou worden gezamenlijk aankopen. Het idee is dat als een object cultuurhistorisch belangrijk is, je als gemeenschap een halfjaar de tijd krijgt om een bod bij elkaar te brengen. En als dat bod dichtbij de vraagprijs komt en de maatschappelijke waarde kan worden aangetoond, kan de overheid zelfs afdwingen om het voor het geboden bedrag te verkopen. Dat zijn interessante concepten ook voor Rotterdam. De gemeente heeft immers honderden panden op de verkooplijst heeft staan: panden waar vaak maatschappelijke waarde in zit die nu doorgaans aan de hoogste bieder verkocht worden.”
Stadslabs worden dan een serieuze partij aan de onderhandelingstafel. 
“In de Afrikaanderwijk en Delfshaven zie je dat de wijkcoöperaties al een economische kracht worden. Wijkcoöperaties hebben tot doel om economische ontwikkeling van een gebied te stimuleren en de sociaaleconomische positie van bewoners te versterken. Ze slagen er steeds beter in om verdienmodellen te ontwikkelen en cofinanciering aan te trekken. Zo zijn ze er in de Afrikaanderwijk via Right to Challenge in geslaagd om het schoonmaken van de markt over te nemen van de gemeente. Waar de gemeente aan het eind van de dag alle rommel op een hoop gooide, doen zij met vier mensen die een baan hebben uit de wijk de hele dag die schoonmaak en zijn ze gastheer/gastvrouw, recyclen wat ze tegenkomen, en verdienen daarmee ook weer geld met het scheiden van afvalstromen. De uitdaging voor stadslabs is om maatschappelijke en economische urgentie op te zoeken en verdienmodellen ontwikkelen waardoor ze onweerstaanbaar worden om mee te nemen in alle gebiedsontwikkeling.”
Praat door over stadslabs op het Stadmakerscongres:

  • 09.00-10.15 uur: Stadslabs en de omgevingsvisie
  • 10.00-12.00 uur: De waarde van Rotterdamse stadslabs, met presentatie van het onderzoek naar 20 stadslabs in Rotterdam (zie kader)
  • 10:30 – 12:45 uur: Ga op excursie naar het Hart van Zuid om te ontdekken wat er wel lukt

20 Rotterdamse stadslabs
Op de lijst staan de formele stadslabs vanuit AIR of Stimuleringsfonds, maar ook diverse informele initiatieven. Kenmerkend voor alle stadslabs is dat uit alle geledingen van de maatschappij partijen participeren, dus overheid, markt en lokale partijen.

  • Coöperaties (Afrikaanderwijk Coöperatie, Wijkcoöperatie Noord, Delfshaven coöperatie)
  • Hofbogen
  • Hart van Zuid
  • Alliantie West Kruiskade
  • Bospolder-Tussendijken (BoTu)
  • Kop van Feijenoord
  • Luchtkwaliteit
  • Zomerhofkwartier (ZoHo)
  • Maritiem District
  • Merwe Vierhaven (M4H)
  • Baankwartier
  • Cool-Zuid
  • Maashaven
  • Groene Connectie
  • Hoogkwartier
  • Mooi Mooier Middelland
  • Mobiliteitsarena
  • Oud Charlois
  • Oude westen
  • Stad in de Maak